Oorzaken van onscherpte

Gepubliceerd op 31 oktober 2024 om 21:28

Onscherpte is een veelvoorkomende reden om foto's als mislukt te beschouwen. Het is een probleem waar vrijwel iedere fotograaf wel eens last van heeft en waarbij ook niet altijd duidelijk is wat de oorzaak is van de onscherpte. Er zijn namelijk heel veel factoren die invloed hebben op scherpte. In dit artikel benoemen we er een aantal en geven we er ook een toelichting bij plus wat tips.

 

Soms is uit de foto zelf of de instellingen af te leiden wat (waarschijnlijk) de ongewenste onscherpte heeft veroorzaakt. Maar het kan ook nog een combinatie van factoren zijn, die wel of niet kunnen samenhangen en dan wordt het al wat ingewikkelder. Als je meerdere foto's hebt gemaakt die onscherp zijn, hoeven niet bij elke foto dezelfde oorzaken een rol te hebben gespeeld.

In bovenstaand voorbeeld is het insect het onderwerp, maar dit is niet scherp, waardoor de foto niet goed geslaagd is. De vraag is wat daar de oorzaak van zou kunnen zijn, maar daar komen we later nog even op terug. Eerst verkennen we hieronder een aantal veelvoorkomende redenen waardoor onscherpte kan ontstaan.  


Mogelijke oorzaken van onscherpte in foto's: 

 

  • Te dichtbij het onderwerp fotograferen: elke lens (of eigenlijk elk brandpunt) heeft een minimale minimale scherpstelafstand. Als je dichterbij komt dan deze afstand, kan de autofocus/camera niet meer goed focussen. Vaak zie je dat de scherpte in de foto ligt op een plek achter het onderwerp dat vrij close-up in beeld is.

  • Te lange sluitertijd: dit geeft vaak bewegingsonscherpte. Hoe kort of lang de sluitertijd zou moeten zijn hangt af van verschillende variabelen. Het brandpunt speelt hierbij bijvoorbeeld een rol, maar onscherpte kan ook veroorzaakt worden door bijvoorbeeld beweging van het onderwerp zelf.

  • Verkeerde scherpstelmodus, bijvoorbeeld AF-S waar AF-C beter zou zijn of omgekeerd [bij Canon worden deze One Shot resp. AI Servo genoemd].
    Hetzelfde geldt voor autofocus (AF) of handmatige scherpstelling (MF): de scherpstelmodus moet passen bij de situatie én jouw manier van fotograferen. In de handleiding van de camera staat vaak de nodige informatie over de scherpstelopties die jouw camera heeft en vaak ook wanneer je deze kunt gebruiken.

  • Verkeerde keuze van scherpstelpunten: gebruik je een enkel scherpstelpunt, meerdere focuspunten of een scherpstelzone? Ook hier geldt dat het per situatie (en per cameramodel) kan verschillen wat het beste werkt, dus ga na of je de juiste instellingen gebruikt. Zie ook de tips verderop in dit artikel.

  • Een (verhoudingsgewijs) te groot scherpstelpunt bij een onderwerp dat erg klein in beeld is: als het 'scherpstelvakje' een stukje achtergrond of voorgrond naast het onderwerp 'meeneemt', kan het makkelijk zijn dat de focus komt te liggen op de voor- of achtergrond. Het risico daarop is heel groot als het onderwerp zelf ook nog eens weinig contrast heeft en de voor- of achtergrond juist heel veel (bijvoorbeeld takken en grassprieten).

  • Te weinig licht: de autofocus heeft voldoende licht nodig om goed scherp te kunnen stellen. Hoeveel licht de autofocus nodig heeft is mede afhankelijk van de lichtsterkte van de lens die je gebruikt en het autofocussysteem van jouw camera.

  • Te weinig contrast in het onderwerp: voor de meeste camera's geldt dat de autofocus wat contrast nodig heeft in het punt waarop je focust om correct scherp te kunnen stellen. Ook hier geldt dat er wat verschillen kunnen zitten tussen verschillende autofocussystemen. Sommige camera's hebben aan heel weinig contrast al voldoende - meestal hebben deze dan een meer geavanceerd en sneller autofocussysteem. 

  • Missers van de fotograaf: bijvoorbeeld door onzorgvuldig scherpstellen en/of te gehaast afdrukken.

  • Missers van de camera: door toeval of bijvoorbeeld een niet feilloos werkende detectiemodus (gezichts-/oogdetectie).

  • Trage autofocus - vaak in combinatie met een bewegend onderwerp. Hoe snel en goed de autofocus werkt hangt af van het cameramodel (het ingebouwde autofocussysteem), maar ook de gebruikte lens is hierop van invloed: hierin is namelijk meestal ook een autofocusmotor ingebouwd.

  • Weinig scherptediepte in combinatie met beweging: elke kleine beweging van onderwerp en/of camera geeft het risico dat het onderwerp uit focus raakt tussen het moment van scherpstellen en afdrukken. Denk hierbij ook aan bijvoorbeeld wind!

  • Te weinig scherptediepte: bij een érg minimale scherptediepte is niet meer te zien wat er scherp is en wordt de foto onprettig om naar te kijken, waardoor de indruk van algehele onscherpte ontstaat.

  • Onscherpte door diffractie: dit kan ontstaan bij het gebruik van heel kleine diafragma-openingen (bijv bij f/22 en hoger).

  • Afwijkingen, materiaalfouten en defecten in camera of lens. Bij spiegelreflexcamera's kunnen afwijkingen ontstaan in de scherpstelling, in de vorm van front focus of back focus. Maar er zijn ook veel andere onderdelen in camera's en lenzen waarin zich mankementen kunnen voordoen, bijvoorbeeld in het autofocussysteem.

  • Mindere optische kwaliteit van objectieven en evt filters/voorzetlenzen. Hoe mooi scherp foto's worden is erg afhankelijk van de kwaliteit van het glaswerk. Zeker wat goedkopere lenzen laten vaak eerder optische fouten zien, wat wel eens een aandachtspunt is bij lenzen met een heel groot bereik. Op de uiteinden van het bereik en bij open diafragma zijn foto's dan niet altijd meer optimaal scherp - dat wordt 'zacht' genoemd. 
    En elke lens is zo goed als het slechtste stukje glas dat erin of ervoor zit, dus pas op met erg goedkope filters: die kunnen beeldkwaliteit eveneens verpesten. Vanzelfsprekend is het ook belangrijk dat lenzen en eventuele filters netjes schoon zijn!

  • Onderwerp is té ver weg, waardoor het te klein in beeld komt en/of niet meer goed te onderscheiden is tegen de achtergrond. Hierbij kunnen atmosferische verstoringen grote invloed hebben: luchttrillingen en vocht-/stofdeeltjes in de lucht hebben negatieve invloed op scherpte en detail wegnemen. Het kan ook scherpstelling bemoeilijken, omdat er minder goed contrast te onderscheiden is. En bij heel lange brandpunten kan het lastig zijn om het scherpstelpunt exact op het juiste punt te houden.
    In het algemeen geldt: hoe kleiner het onderwerp in beeld is, hoe minder detail er te zien is.

  • Te hoge iso-waarde en/of onderbelichting, dit kan zó veel ruis (korrelig beeld) opleveren dat er details (en dus scherpte) verloren gaan. Moderne camera's kunnen tegenwoordig vrij hoge iso-waarden gebruiken en toch nog redelijk scherpe beelden geven, maar bij elke camera kom je op een gegeven moment toch op een grens. Een hoge iso-waarde hangt overigens sterk samen met onderbelichting: een hogere iso-waarde versterkt namelijk een te zwakke belichting.

  • Een vieze AF-sensor (bij spiegelreflexcamera's). Bijna iedereen weet wel dat digitale camera's een beeldsensor hebben. Maar het is veel minder bekend dat spiegelreflexcamera's daarnaast een aparte autofocus-sensor hebben. Deze zou in de loop van de tijd ook wat vervuild kunnen raken waardoor de scherpstelling minder trefzeker kan worden.

  • Moderne geavanceerde camera's hebben zó ontzettend veel instelmogelijkheden in het menu, dat het overzicht daarvan wel eens kwijt kan raken. En dan kan het best makkelijk gebeuren dat er per ongeluk in het menu een instelling verkeerd komt te staan die invloed heeft op scherpstelling. Zo is bijvoorbeeld de instelling 'release priority' meestal niet handig: de camera drukt dan al af voordat er goed is scherpgesteld (met dus het risico op een onscherpe foto); als je dat niet wilt, kies je beter 'focus priority'.   

  • Onscherpte kan ook achteraf (na het fotograferen) ontstaan, vaak door (per ongeluk) teveel verkleinen van de foto. Zo is het tegenwoordig populair om foto's via een camera-app over te zetten naar een smartphone of tablet. Wat veel beginnende fotografen echter vaak niet in de gaten hebben is dat deze apps de foto's standaard verkleinen bij het overzetten. Als je dan vanaf een telefoon een foto groot wilt laten afdrukken of in wilt 'zoomen' op details, zal de foto vanaf een bepaald niveau niet meer scherp ogen.
    Hetzelfde geldt voor heel extreem uitsnijden van foto's - daarbij kan het zijn dat er te weinig pixels overblijven voor een mooi gedetailleerd beeld. In combinatie met een kwalitatief mindere lens is het af te raden om veel te croppen.

  • Verkeerd gebruik van de 'herkader'-methode - een korte uitleg:

    Eerst scherpstellen en vervolgens herkaderen (focus & recompose) is van oudsher een veelgebruikte methode.
    Je stelt hierbij scherp op het onderwerp en houdt de ontspanknop half ingedrukt zodat de focus vastgehouden wordt. Daarna beweeg je de camera zó dat de compositie ontstaat die jij wilt.

    Lange tijd hadden de meeste camera's slechts 1 scherpstelpunt (het middelste), dus was herkaderen de aangewezen manier om het onderwerp niet in het midden van de foto te hoeven zetten. Toen camera's geavanceerder werden en meerdere scherpstelpunten kregen, bleef het middelste punt lange tijd nog steeds het snelst en het meest accuraat.

    Tegenwoordig hebben veel camera's heel veel scherpstelpunten die allemaal behoorlijk snel en gevoelig zijn Je kunt dus meteen de juiste compositie kiezen en daarbij het scherpstelpunt verplaatsen naar de plek waarop je de focus leggen. Toch wordt de herkader-methode nog steeds heel veel gebruikt - door gewoonte en ook omdat het in veel gevallen nog steeds best snel en goed werkt.

    Maar er zijn enkele situaties waarin herkaderen niet goed uitpakt:
    - in continufocus (AF-C of AI Servo) wordt de focus niet vastgezet bij het half indrukken van de ontspanknop. Herkaderen levert dan meestal een mislukte foto op omdat het onderwerp niet scherp is;
    - bij heel weinig scherptediepte kan een kleine camerabeweging er al voor zorgen dat het onderwerp uit focus raakt.


Samengevat: er zijn dus vrij veel mogelijke oorzaken van onscherpte!
Er zijn wellicht ook nog andere factoren die hierop invloed hebben, maar dit zijn toch wel de meest voorkomende. 

Hoe gaan we na wat de oorzaak van de onscherpte is?

Het is in ieder geval goed om onderscheid te maken tussen foto's die in hun geheel onscherp zijn en foto's waarin wel scherpte zit maar op het verkeerde punt.

Allereerst kun je door goed kijken naar de foto soms al zien wat de oorzaak was; meestal geven de gebruikte instellingen hierbij verdere aanknopingspunten. Ga ook voor jezelf na hoe de situatie was tijdens het fotograferen en op welke manier je het scherpstellen hebt aangepakt. Daaruit is de meest waarschijnlijke oorzaak van de onscherpte vaak wel af te leiden. Vind je dat lastig, vraag dan een ervaren fotograaf om even met je mee te kijken en samen met jou de foto te analyseren en eventueel je apparatuur en camera-instellingen na te lopen.
 
Bij de bovenstaande foto is de onscherpte veroorzaakt doordat het waaide tijdens het fotograferen. Zoals te zien is, is de scherptediepte in de foto erg klein. Op het moment van afdrukken zorgde een windvlaag ervoor dat het onderwerp net uit focus raakte. Bij close-up-fotografie is het risico vrij groot dat de scherpte net niet op het juiste punt ligt (bijv het oog van het insect). Het is daarom meestal aan te raden om ter plaatse de gemaakte foto's in detail te controleren op scherpte en ook meerdere foto's te maken. 

Houd er rekening mee dat oorzaken samen kunnen hangen (bijvoorbeeld bij weinig licht en beweging). Soms kan er echter sprake zijn van een toevallige combinatie van meerdere oorzaken en dan is de exacte reden van de onscherpte moeilijker te achterhalen.

Om onscherpte te vermijden en mooi heldere en scherpe foto's te maken, is goed licht in ieder geval een heel belangrijke factor! Verschillende factoren die een rol spelen bij onscherpte zijn terug te voeren op te weinig licht.

 

Invloed van brandpunt:

Als je een vrij lang brandpunt (telelens) gebruikt, is de sluitertijd een aandachtspunt. Hoe verder je inzoomt (dus hoe langer het brandpunt), hoe groter het risico op bewegingsonscherpte. Je vergroot hierbij namelijk niet alleen het onderwerp uit, maar ook bewegingen. Het gebruik van een statief kan daarom een aanrader zijn, daarmee voorkom je namelijk bewegingsonscherpte door trillingen en bewegingen van eigen hand en camera.
Een statief helpt overigens niet tegen bewegingsonscherpte door beweging van het onderwerp zelf. Als je een bewegend onderwerp fotografeert, zal je de sluitertijd moeten aanpassen aan de snelheid van het onderwerp.

Voor het fotograferen uit de hand bestaat er een vuistregel: de sluitertijd zou 1/brandpunt of sneller moeten zijn. Maar hierop zijn ook andere factoren van invloed, bijvoorbeeld heb je een ‘vaste hand’, houd je de camera goed vast, zoek je eventueel een steuntje? Hebben camera en/of lens ingebouwde stabilisatie?

Hierbij kan tevens de eventuele cropfactor van de camera (sensorgrootte) van invloed zijn: een smallere beeldhoek laat het onderwerp namelijk groter in beeld komen en daarmee ook bewegingen. Een brandpunt van 300mm geeft op een camera met een APS-C-sensor een beeldhoek die overeenkomt met 450mm of 480mm in fullframe equivalent, en dan zou de sluitertijd volgens de vuistregel aangepast moeten worden: het uitgangspunt wordt dan 1/(brandpunt x cropfactor) of sneller. In de praktijk kom je dan al snel uit op 1/500 of misschien liever nog korter/sneller.
Fotografen met wat 'onvaste' handen gebruiken daarom voor de zekerheid nog wel eens een factor 2: bij een brandpunt van 300mm gaan ze dan uit van een sluitertijd van 1/600 - en indien mogelijk nóg korter.

Omdat je bij ver inzoomen meestal het diafragma ook niet meer zo heel ver open kan zetten, kom je bij wat minder omgevingslicht en een relatief snelle sluitertijd al gauw uit op een hogere iso-waarde. Maar ja, je kunt meestal beter wat korrel/ruis in je foto's hebben dan bewegingsonscherpte.  


Materiaalfouten

Indien je twijfelt aan de werking van lens en/of camera is het aan te raden om deze gericht te testen, waarbij je zoveel mogelijk andere oorzaken probeert uit te sluiten. Je kunt de camera op statief zetten en met een testkaart proberen de scherpte te controleren. Online zijn daar wel instructies voor te vinden. Eventueel kun je ook natuurlijk advies vragen bij de camerawinkel waar je je apparatuur hebt gekocht.



Als de camera tijdens het fotograferen zelf helemaal niet wil scherpstellen, kun je de volgende punten nalopen:

- Staat de camera of lens wel op AF? Meestal regel je dit met een schuifje op de lens.

- Zit de lens wel goed bevestigd op de camera? Eventueel even opnieuw bevestigen.

- Zijn de contactpunten tussen camera en lens wel goed schoon? Een vuiltje of stofje kan ervoor zorgen dat de communicatie tussen camera en lens verstoord raakt. Controleer de contactpunten en veeg deze eventueel schoon met een droge, schone en niet-pluizende doek. 

- Als er back-buttonfocus (BBF) ingesteld staat op de camera zal deze niet scherpstellen als je de ontspanknop half indrukt. Je moet dan scherpstellen met een ander knopje (achterop) de camera. Dit is meestal iets wat je zelf instelt, maar als je een camera deelt met iemand anders die de BBF gebruikt, was je je daar misschien niet van bewust. 

- Als er sprake is van een defect, komt er vaak een error-code in beeld; zoek even op internet op wat deze betekent, maar soms word je daar ook niet veel wijzer van. Indien mogelijk: probeer met een andere lens op de camera te fotograferen. Als de foutmelding blijft, zit het probleem waarschijnlijk in de camera.
Als de camera het met de andere lens goed doet, is de kans groot dat er iets met de lens is. Meestal kun je dit niet zelf oplossen, maar zullen camera en/of lens opgestuurd moeten worden naar een reparatiecentrum.


Tips voor goed scherpstellen:

 

  • Als de oorzaak van de onscherpte zit in een (te) trage autofocus, dan kun je soms met een andere manier van scherpstellen toch nog scherpe foto's maken. Meestal doet dit probleem zich voor voor bij actiefotografie met een (snel) bewegend onderwerp. Als je van te voren kunt voorspellen op welk punt het onderwerp in beeld zal komen, kun je handmatig scherpstellen op dat punt en met een snelle sluitertijd en high speed burst wellicht toch nog een aantal scherpe foto's maken.
    (Je kunt vaak wel de autofocus gebruiken om de initiële scherpstelling te doen en vervolgens de camera/lens op MF te zetten. Let erop dat je daarna de scherpstelling niet meer aanraakt)

  • Sommige autofocussystemen hebben vrij veel contrast en licht nodig; bij weinig licht of een heel klein of contrastloos onderwerp kan het scherpstellen dan erg lastig zijn. Je kunt kijken of er een punt is op dezelfde afstand waarop de AF wel werkt en daarop focussen. Zet daarna de camera over naar MF en zorg ervoor dat de scherpstelling niet meer verandert.
    Als je geen referentiepunt hebt, zal je volledig handmatig moeten scherpstellen. Kijk of je camera hiervoor een scherpstelhulp heeft (bij spiegelreflex kan de live view hierbij handig zijn). Eventueel kun je ook de afstandsschaal van de camera gebruiken of je verdiepen in de hyperfocale afstand.  

 

  • Bij macrofotografie is de scherptediepte soms zó klein dat het dan vaak beter is om over te gaan op handmatige scherpstelling (MF). Wanneer de scherptediepte slechts enkele millimeters bedraagt is het scherpstelpunt van de autofocus namelijk al snel te grof. In handmatige focus kun je veel secuurder de scherpte op een bepaald punt leggen. Daarbij kan je de scherpstelring op  de lens gebruiken, maar voor het precisiewerk is het soms nog handiger om de camera zelf een klein beetje te bewegen totdat het juiste punt scherp in beeld komt. Om handmatige scherpstelling in te schakelen (en dus de autofocus uit te schakelen) zit er meestal een schuifje op de lens (AF - MF).

    Bij veel spiegelloze systeemcamera’s zijn er in manual focus (MF) een of meer scherpstelhulpjes ingebouwd om beter te kunnen beoordelen of de scherpte op het juiste punt komt te liggen. Voorbeelden daarvan zijn het uitvergroten van een deel van het beeld of een scherpstelloep, ‘focus peaking’ of digitaal splitsen van het beeld. Bij spiegelreflexcamera’s kan het handig zijn om live view te gebruiken, check even de handleiding of jouw camera hiervoor nog hulpmiddelen heeft ingebouwd. 

  • Bij macro- en close-up-fotografie kan de scherptediepte wel eens té klein worden door de korte afstand tot het onderwerp. Vaak wordt daarom bij dit soort fotografie aangeraden het diafragma iets te 'knijpen' (een wat hoger f-getal te gebruiken) en dus níet de grootst mogelijke diafragma-opening te gebruiken. Maar ook bij andere soorten fotografie kan het zijn dat er te weinig scherptediepte is om het onderwerp mooi in beeld te brengen. 
    Als je merkt dat de scherptediepte érg klein wordt, waardoor de onscherpte in de foto onprettig wordt, zou je een zgn DoF-calculator kunnen raadplegen om na te gaan hoeveel scherptediepte je hebt in bepaalde situaties.Deze zijn wel online te vinden (bijvoorbeeld via Photopills).

  • Soms wordt verondersteld dat het gebruik van meerdere scherpstelpunten betekent dat al deze punten scherp zullen worden in de foto. Dat is echter een misverstand: een camera maar op 1 punt scherpstellen; wel wordt daarbij alles wat zich op dezelfde afstand van de camera bevindt eveneens scherp.

    Hoeveel er precies scherp op de foto komt, hangt sterk samen met de scherptediepte. Als je meerdere scherpstelpunten gebruikt (of een zone) bepaalt de camera echter op welk van deze punten wordt gefocust. Bij weinig scherptediepte kan dat snel verkeerd gaan! Als de camera het verkeerde scherpstelpunt kiest, is het onderwerp zelf misschien net niet mooi scherp in beeld.

    Bij een bewegend onderwerp en voldoende scherptediepte kan een zone/’wolk’ scherpstelpunten wel handig zijn, de autofocus kan dan namelijk meestal sneller reageren. Maar bij een stilstaand onderwerp is gebruik van een enkel scherpstelpunt meestal aan te raden, je kunt dan zelf exact bepalen wat er scherp wordt. Bij mensen en ook dieren wordt er bijvoorbeeld vaak voor gekozen om te focussen op het dichtstbijzijnde oog.

    NB: in de volautomatische standen van de camera kun je meestal niet zelf het scherpstelpunt kiezen. De camera kiest dan op welk van deze punten de foto scherp zal worden.
    In de zogenaamde voorkeuzestanden en op de M-stand kun je zelf het scherpstelpunt instellen/bepalen. De meeste camera's kennen de volgende voorkeuzestanden: P (program shift), A (diafragmavoorkeuze, bij Canon aangeduid met Av), S (sluitertijdvoorkeuze, bij Canon heet dit Tv).

  • Het kan de moeite zijn om na te gaan of er updates beschikbaar zijn voor de firmware (software) van je camera of lens. Het komt regelmatig voor dat camerafabrikanten op die manier na aankoop de functionaliteit van je camera en/of lens verder verbeteren. En soms heeft dat ook effect op de snelheid en accuraatheid van de autofocus; met name bij modernere systeemcamera’s (mirrorless) is dat nog weleens het geval.

     

  • Sommige soorten fotografie (zoals sport- en actiefotografie) zijn gewoon best moeilijk; zelfs als je camera een vrij snelle autofocus heeft, is het vaak toch ook essentieel dat je daar zelf de nodige ervaring en vaardigheid mee opdoet. Met name het onderwerp goed weten te volgen met de camera is best belangrijk. Weten hoe het onderwerp zich beweegt en daarop kunnen anticiperen kan het verschil uitmaken tussen een goede of mislukte foto.

  • Als je ‘inzoomt’ op het beeldscherm van je computer, dan kun je achteraf goed zien of het onderwerp goed scherp is of niet. Vanaf normale kijkafstand is onscherpte echter soms veel minder duidelijk te zien, en op een afdruk zie je dat dan meestal al helemaal niet. En in enkele gevallen kan bijvoorbeeld bewegingsonscherpte juist best wat toevoegen aan een foto; dit wordt natuurlijk ook wel bewust toegepast bij onder andere 'panning' en ICM (intentional camera movement).


    Het is goed om kritisch zijn op de scherpte van foto's, maar overdrijf daarin ook weer niet teveel: pixelpeepen geeft vaak geen realistisch beeld van een normale waarneming van een foto. Soms zijn foto's met iets onscherpte toch nog bruikbaar - zeker bij foto's met een persoonlijke waarde is de scherpte misschien niet altijd niet het belangrijkste criterium!


 

 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.